Laag % besmetting bij medewerkers kinderopvang en onderwijs
Wereldwijd zijn er relatief weinig kinderen gemeld met COVID-19, de ziekte die wordt veroorzaakt door het nieuwe coronavirus. Ook de Nederlandse gegevens bevestigen het beeld dat er al was: kinderen spelen een kleine rol in de verspreiding van het nieuwe coronavirus. De meeste verspreiding vindt plaats onder volwassenen en van volwassen familieleden naar kinderen. Verspreiding van COVID-19 onder kinderen of van kinderen naar volwassenen komt minder vaak voor.
Kinderen & COVID-19
Omdat het virus nog nieuw is, doen we veel onderzoek om meer over het virus te weten te komen. Zo doen we onder andere onderzoek naar de rol van kinderen in de verspreiding van het virus. Die rol blijkt vooralsnog klein te zijn.
Lees hieronder meer over wat het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu doet, hoe we tot deze conclusies komen en wat dit concreet betekent.
Wat doet het RIVM?
Nadat de eerste landelijke maatregelen zijn ingesteld, ontstond er een maatschappelijke discussie over het wel of niet sluiten van scholen. Hoewel de rol van kinderen bij de verspreiding van COVID-19 toen al beperkt leek, waren er veel onzekerheden. Het RIVM doet daarom verschillende onderzoeken naar de rol van kinderen bij de verspreiding. Het RIVM:
- bestudeert in detail de meldingen van COVID-19 patiënten die de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst ’en in Nederland doen.
- onderzoekt samen met Nivel-peilstations de registraties van huisartsen over patiënten met griepachtige klachten die getest worden op COVID-19.
- doet onderzoek onder Nederlandse COVID-19 patiënten en hun gezinscontacten.
- nam bij meer dan 2000 mensen bloed af om dit te testen op antistoffen tegen COVID-19, dit is de eerste fase van de zogenoemde PIENTER Corona studie.
- houdt relevante literatuur over kinderen en COVID-19 bij. Het gaat hier ook om onderzoeken die in andere landen zijn uitgevoerd.
Gegevens van GGD’en
Op basis van de meldingen van GGD’en blijkt dat kinderen van 0-17 jaar 0,9% van alle gemelde patiënten met COVID-19 vertegenwoordigen, terwijl zij 20,7% van de bevolking uitmaken. Van alle in het ziekenhuis opgenomen gemelde patiënten is 0,6% van de kinderen jonger dan 18 jaar. Er zijn geen meldingen van kinderen die aan COVID-19 zijn overleden.
Sinds 6 mei 2020 kunnen medewerkers in de kinderopvang en het basisonderwijs getest worden op het virus. Uit gegevens van de GGD-teststraten waren 66 (2,5%) van deze 2619 geteste medewerkers positief in de eerste maand. Dit percentage is lager dan het totaal van 8,2% bij alle mensen getest in de teststraten, en ook lager dan bij de 6,9% van al deze mensen exclusief zorgmedewerkers. Ook is er geen toename te zien in het percentage positief geteste medewerkers van kinderopvang en basisonderwijs in deze maand.
Verspreiding tussen leeftijdgenoten
Bij melding van een COVID-19 patiënt kan ook worden gemeld welke andere patiënt een waarschijnlijke bron van de infectie is. Deze gegevens laten zien dat verspreiding van COVID-19 vooral plaatsvindt tussen personen van ongeveer dezelfde leeftijd. Onderstaand wordt bij 693 gepaarde patiënten de leeftijden weergegeven van zowel de bronpatiënt als de patiënt die door hem of haar besmet werd (geïnfecteerde). De overdracht van het virus blijkt vooral plaats te vinden mensen van ongeveer dezelfde leeftijd, en minder tussen ouders en kinderen (van alle leeftijden).
Op basis van bron- en contactopsporing uit het begin van de epidemie zien we dat van de 43 nauwe contacten van 10 COVID-19 patiënten <18 jaar met niemand ziek werd, terwijl dit 8,3% (55/566) was bij nauwe contacten van 221 patiënten ≥18 jaar. Nu bron- en contactopsporing weer grootschalig is opgestart, kunnen we deze informatie in de zomer actualiseren met recente gegevens.
Geïnfecteerde contacten naar leeftijd van bronpatiënt
Leeftijd | Geïnfecteerde contacten | Niet-geïnfecteerde contacten |
---|---|---|
0-4 | 0 | 2 |
5-12 | 0 | 29 |
13-18 | 0 | 12 |
19-29 | 5 | 64 |
30-39 | 2 | 44 |
40-49 | 12 | 152 |
50-59 | 22 | 209 |
60-69 | 3 | 47 |
70-79 | 7 | 67 |
>=80 | 4 | 28 |
In het begin van de epidemie voerden alle GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst ’en bron- en contactonderzoek uit. Zij hielden bij hoeveel contacten van een bronpatiënt ook geïnfecteerd raakten. De bovenste grafiek laat de absolute aantallen zien (wel/niet geïnfecteerd) van geïnfecteerde contacten naar leeftijd van de bronpatiënt. De onderste grafiek laat zien hoeveel procent van de contacten ook besmet raakten, naar leeftijdsgroep van de patiënt. Bronpatiënten in de leeftijdsgroepen onder de 18 jaar die hier gevolgd werden, infecteerden geen anderen.
Geen besmette kinderen in huisartsenpraktijken
Rond de 40 huisartsenpraktijken in Nederland registreren het aantal patiënten dat de praktijk bezoekt vanwege griepachtige klachten, de Nivel-peilstations. Bij een deel van deze patiënten wordt een neus- en keelwat afgenomen die in het laboratorium worden onderzocht op aanwezigheid van virussen, waaronder COVID-19. In totaal was 6,5% van hen besmet. Dit percentage was het hoogst in week 14 met 30%. Bij geen van de 137 patiënten onder 20 jaar die getest zijn (gegevens tot eind april 2020), is een besmetting aangetroffen. Dit bevestigt het beeld dat kinderen minder snel besmet en ziek worden dan volwassenen.
COVID-19 in Nederlandse huishoudens
Het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu heeft in korte tijd een onderzoek opgezet om meer te weten te komen bij besmette COVID-19 personen en hun gezinscontacten. In samenwerking met GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst Utrecht namen gezinnen deel aan dit onderzoek. In totaal deden er tot half april 54 huishoudens mee met 239 deelnemers, waarvan 185 huisgenoten. In deze gezinsstudie werd bij geen van de 54 gezinnen aanwijzingen gevonden dat een kind <12 jaar de bron was van COVID-19 binnen het gezin. Het eerste deel van de studie is inmiddels afgerond. Het tweede gedeelte van het onderzoek loopt nog. Daarbij gaat het RIVM kijken naar verspreiding binnen gezinnen na een diagnose van COVID-19 bij een kind. Zo kunnen we nog beter bestuderen hoe vaak een infectie bij kinderen leidt tot verdere verspreiding van het virus.
Antistoffen in bloed komt weinig voor
Het doel van de PIENTER Corona studie is om inzicht te krijgen in doorgemaakte infectie en opbouw van antistoffen in de Nederlandse bevolking, in verschillende leeftijdsgroepen. Voor dit PIENTER Corona onderzoek zijn begin april 6.100 deelnemers uitgenodigd om mee te doen. Begin juni wordt deze deelnemers plus aanvullende deelnemers gevraagd om de komende 1,5 jaar tot 6 keer zelf vingerprikbloed af te nemen. Met deze metingen is het mogelijk om de verspreiding van COVID-19 en de verandering in opbouw van antistoffen in de bevolking naar leeftijdsgroepen te volgen.
Tot 17 april zijn er vingerprikbloedjes van 2.096 personen onderzocht. De eerste resultaten laten zien dat bij 3,6% van deze personen daadwerkelijk antistoffen tegen COVID-19 in hun bloed gemeten werd. Bij personen onder de 20 jaar was dat ongeveer 1-2%, en bij volwassenen ongeveer 4%. Het aantal mensen waarbij antistoffen in hun bloed is gevonden, is dus nog laag, vooral onder kinderen. Dit is nog een aanwijzing dat kinderen minder vaak besmet worden en dus een minder belangrijke rol spelen in de verspreiding dan volwassenen.
Ook wereldwijd klein percentage kinderen onder patiënten
Ook internationaal onderzoek bevestigt dat het percentage kinderen onder de bevestigde COVID-19 patiënten klein is, variërend van 1% bij jongere kinderen tot 6% bij oudere kinderen. Zo hebben onder andere China, Korea, Italië, Spanje en de Verenigde Staten al onderzoek gedaan naar COVID-19 en kinderen. Uit internationaal onderzoek blijkt dat de ziekte bij kinderen in het algemeen veel milder verloopt dan bij volwassenen. De symptomen zijn wel hetzelfde als voor volwassenen. De meest voorkomende klachten zijn hoesten, koorts en keelpijn. Wereldwijd zijn een handvol kinderen met COVID-19 overleden. Bij clusters van patiënten zijn bijna altijd volwassenen de bronpatiënt. Een grote studie uit IJsland waarbij in totaal 6% van de bevolking getest is, laat zien dat kinderen minder vaak geïnfecteerd zijn dan volwassenen, zowel bij degenen die zich lieten testen vanwege klachten als in een random steekproef van de bevolking.
Scholen en kinderopvang
De basisscholen zijn sinds 11 mei gedeeltelijk open gegaan. Op 8 juni gingen de scholen helemaal open. Ook de kinderopvang is weer open. Het voortgezet onderwijs, speciaal voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs en nieuwkomersonderwijs zijn op 2 juni open gegaan.
Bij navraag bij alle 25 GGD’en blijkt er geen enkele melding te zijn geweest van mogelijke COVID-19-clusters gerelateerd aan (noodopvang voor) school of kinderopvang voor de schoolsluiting op 16 maart. Na heropening van het primair onderwijs en kinderopvang zijn er enkele besmettingen bij personeelsleden op scholen gemeld; het RIVM heeft geen meldingen ontvangen van personeelsleden die door kinderen besmet zijn (gegevens begin juni 2020). Het reproductiegetal R, dat het gemiddeld aantal nieuwe besmettingen door een COVID-19 patiënt weergeeft, schommelt sinds half maart onder de 1. Dit betekent dat de snelheid waarmee de epidemie zich voortplant daalt. Na gedeeltelijke opening van de basisscholen en kinderdagverblijven op 11 mei is er geen plotselinge toename zichtbaar in het reproductiegetal (gegevens begin juni 2020).
In diverse andere Europese landen zijn de scholen inmiddels ook weer open. Het RIVM heeft nauw contact met zusterorganisaties in deze landen om te evalueren welke invloed dit beleid heeft op de verspreiding van het nieuwe coronavirus in deze landen. Denemarken is het eerste land dat kinderopvang en primair onderwijs voor kinderen 2012 opende, vanaf 15 april. Zij rapporteren geen negatieve effecten na opening van de scholen en zien geen toename in het reproductiegetal. Een onderzoek uit Australië laat zien dat er 9 kinderen en 9 personeelsleden met COVID-19 waren bevestigd. Er waren 735 kinderen en 128 personeelsleden met nauwe contacten met deze patiënten. Twee andere kinderen zijn mogelijk besmet door een van deze 18 patiënten. Geen enkele leraar of ander personeelslid kreeg COVID-19. Een onderzoek uit Ierland rond 3 kinderen en 3 volwassenen op scholen, van voor de schoolsluiting, laat zien dat er geen besmetting plaatsvond door kinderen op school. Bij de in totaal 1155 contacten zijn twee patiënten gevonden; dit waren twee volwassenen gerelateerd aan twee volwassen bronpatiënten waarbij de besmetting buiten de school plaatsvond. Er waren 924 kinderen en 101 volwassenen die op school nauw contact hadden gehad met één van de bronpatiënten en geen van had COVID-19.
Omdat kinderen een kleine rol spelen in de verspreiding, is de 1,5 meter maatregel voor jonge kinderen onderling minder streng. Naar school gaan en buitenspelen kan dus gewoon. Omdat volwassenen een grotere rol spelen in de verspreiding van het nieuwe coronavirus moeten leraren wel zo vaak mogelijk 1,5 meter afstand tot anderen houden.
Voorkom verspreiding van het virus op scholen
Om ervoor te zorgen dat de verspreiding van het nieuwe coronavirus zo laag mogelijk blijft, is het belangrijk dat hier de maatregelen worden opgevolgd:
- Heb je milde klachten, zoals neusverkoudheid, loopneus, niezen, keelpijn, lichte hoest of verhoging tot 38 graden Celsius? En/of heb je plotseling verlies van reuk of smaak? Blijf thuis, laat je testen, ziek uit.
- Als je koorts en/of benauwdheid hebt, moet iedereen in het huishouden thuisblijven.
- Als je een of meer van deze klachten hebt, kan je je laten testen.
- Pas goede hygiëne toe (was vaak je handen met water en zeep, hoest en nies in de binnenkant van je elleboog, gebruik papieren zakdoekjes om je neus te snuiten en gooi ze daarna weg).
- Voor medewerkers en scholieren ouder dan 12 jaar geldt bovendien dat zij 1,5 meter afstand van anderen houden.
Bron : RIVM