Toezicht op de kwaliteitseisen vaste gezichtencriterium (VGC) en de 3-uursregeling

Deel dit bericht op:
luiers

Wijziging per 1 juli

Om gemeenten en GGD’en richting en houvast te geven bij het toezicht op de kwaliteitseisen met betrekking tot het vaste gezichtencriterium (VGC) en de 3-uursregeling is in juli 2019 door SZW, de VNG en GGD GHOR Nederland een gezamenlijke brief aan gemeenten en GGD’en opgesteld. In deze brief is toegezegd om de in de brief opgenomen lijn, die sinds juli 2019 in de praktijk wordt toegepast, te verwerken in de Beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang.

De wijziging is met ingang van 11 juli 2020 formeel in werking getreden. Deze gewijzigde beleidsregel treft u hieronder aan:

Beleidsregel van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 juli 2020, nr. 2019-0000138845 tot wijziging van de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang in verband met de rapportage van overmachtsituaties bij de drie-uursregeling en het vaste gezichtencriterium

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelet op artikel 1.64 van de Wet kinderopvang;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang wordt na artikel 7 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8. Rapportage overmacht drie-uursregeling en vaste gezichtencriterium

  • 1.Een toezichthouder die in het kader van een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, tweede, vierde en vijfde lid, van de wet oordeelt dat:
    • a.de artikelen 7, vierde lid, of 16, vierde lid, in samenhang met de artikelen 3, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, respectievelijk 12, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang, voor zover die bepalingen betrekking hebben op de tijden waarop minder beroepskrachten kunnen worden ingezet; of
    • b.artikel 9, vierde of vijfde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang;
    als gevolg van overmacht niet zijn nageleefd, rapporteert de gedraging niet als overtreding,
  • 2.Een toezichthouder beschrijft in het inspectierapport de relevante feiten en omstandigheden van het geval en hoe de toezichthouder is gekomen tot het oordeel dat sprake is van overmacht.
  • 3.Het eerste lid geldt onverminderd artikel 5:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 juli 2020

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2018 is de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (Wet IKK) in werking getreden. Doelen van deze wet zijn (1) het verhogen van de kwaliteit van kinderopvang en (2) meer maatwerk voor kinderopvangorganisaties. Met de Wet IKK zijn nieuwe kwaliteitseisen ingevoerd en bestaande kwaliteitseisen aangescherpt of aangepast.

De eis van het vaste gezichtencriterium is een voorbeeld van een aangescherpte eis. Het doel van het aangescherpte vaste gezichtencriterium is het bieden van meer stabiliteit voor baby’s (en daarmee van de kwaliteit van kinderopvang). De eis van de drie-uursregeling is een voorbeeld van een aangepaste eis. Doel van deze aangepaste eis is om opvanglocaties meer mogelijkheden te geven om de momenten waarop wordt afgeweken van de beroepskracht-kind-ratio beter te laten aansluiten bij het ritme van de kinderen en/of de opvanglocatie.

Na de inwerkingtreding van de Wet IKK is in de praktijk gebleken dat het in sommige omstandigheden moeilijk is om de in die wet gewijzigde eisen na te leven. Bij partijen, houders en toezichthouders is onduidelijkheid ontstaan over de ruimte die een toezichthouder heeft om wel of geen overtreding te rapporteren wanneer niet (geheel) aan de wettelijke eisen van het vaste gezichtencriterium en de drie-uursregeling wordt voldaan.

Om gemeenten en GGD’en richting en houvast te geven bij het toezicht op deze eisen hebben de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), GGD GHOR Nederland en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een gezamenlijke brief opgesteld1 waarin zij (1) de doelen van de Wet IKK (in algemene zin) en van de eisen van het vaste gezichtencriterium en de drie-uursregeling (in het bijzonder) uiteen zetten; (2) welke uitgangspunten bij het beoordelen van de naleving daarvan centraal staan; en (3) welke betekenis dit heeft voor het toezicht op en de handhaving van deze twee eisen. Deze brief is op 22 juli 2019 door de VNG en GGD GHOR Nederland aan gemeenten en GGD’en verstuurd en door het ministerie van SZW op www.veranderingenkinderopvang.nl geplaatst.

In deze brief is aangegeven dat de toezichthouder tot een professioneel oordeel komt of er sprake is van een overtreding die gerapporteerd moet worden. Daarbij overweegt de toezichthouder (1) het belang van de kinderen; en (2) de inspanning van de kinderopvangorganisatie. Als de toezichthouder oordeelt dat de drie-uursregeling of het vaste gezichtencriterium als gevolg van overmacht niet zijn nageleefd, rapporteert hij de betreffende gedraging niet als overtreding. Wel beschrijft hij in het rapport de relevante feiten en omstandigheden van het geval en hoe hij is gekomen tot het oordeel dat sprake is van overmacht.

Het bovenstaande heb ik met deze wijziging vastgelegd in de Beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang, zodat met betrekking tot het vaste gezichtencriterium en de drie-uursregeling helder is wat de werkwijze van de toezichthouder is in geval van overmacht. Dit ondersteunt GGD’en en gemeenten bij het implementeren en toepassen van deze werkwijze.

Reactie VNG, GGD GHOR Nederland en Inspectie van het Onderwijs

De VNG en GGD GHOR Nederland hebben in het kader van de uitvoeringstoets een reactie uitgebracht op de voorgestelde wijziging van de beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang. De inhoudelijke punten uit deze reacties, die met name betrekking hadden op de nadere precisering van dat deel van de drie-uursregeling waar de wijziging betrekking op heeft en de wijze waarop de toezichthouder handelt en rapporteert bij een situatie van overmacht, zijn verwerkt in onderhavig voorstel.

De Inspectie van het Onderwijs heeft meer in algemene zin een aantal opmerkingen gemaakt, waaronder de relatie tussen de voorgestelde wijziging en de Algemene wet bestuursrecht. Deze opmerking is verwerkt in het voorstel. Voor het overige worden de opmerkingen van de inspectie meegenomen bij de implementatie en bij de evaluatie van de Wet IKK.

Artikelsgewijs

Met deze wijziging is in de Beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang een nieuw artikel 8 opgenomen. Dit artikel sluit aan bij de artikelen 6 en 7, die gaan over de totstandkoming, het model en de inhoud van het inspectierapport. Het nieuwe artikel 8 regelt de wijze waarop de toezichthouder rapporteert als hij in het kader van het onderzoek van een kindercentrum oordeelt dat het vaste gezichtencriterium of de drie-uursregeling (artikel van artikel 7, vierde lid, artikel 16, vierde lid en artikel 9, vierde en vijfde lid van het Besluit kwaliteit kinderopvang) als gevolg van overmacht niet zijn nageleefd.

Overmacht is een begrip dat door jurisprudentie verder wordt ingevuld. Het gaat veelal om voor de houder onverwachte gebeurtenissen, die op voorhand niet zijn te voorspellen. Te denken valt aan een ongeval of andere calamiteit, die ertoe leidt dat het vaste gezichtencriterium of de drie-uursregeling niet kan worden nageleefd. Zoals hierboven beschreven rapporteert de toezichthouder de gedraging niet als overtreding. De toezichthouder weegt alle feiten en omstandigheden van het geval mee bij diens oordeel of sprake is van overmacht en beschrijft deze in zijn rapport, zodat dit ook voor derden duidelijk is.

Artikel 8 vermeldt, wellicht ten overvloede, dat deze bepaling niet afdoet aan artikel 5:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Laatstgenoemd artikel regelt dat een bestuursorgaan geen bestuurlijke sanctie oplegt voor zover voor een overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond. Ook ten aanzien van andere voorschriften dan het vaste gezichtencriterium of de drie-uursregeling kan bij overtreding sprake zijn van overmacht, of een andere rechtvaardigingsgrond. Dan geldt steeds dat het betreffende bestuursorgaan geen bestuurlijke sanctie mag opleggen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,T. van Ark


1 : Https://www.veranderingenkinderopvang.nl/documenten/brieven/2019/07/22/vaste-gezichtencriterium

Bron : Rijksoverheid