In 2021 waren er 98 duizend vakbondsleden minder dan in 2019, een daling van 6 procent. Het aantal vakbondsleden loopt terug sinds 2011. Vanaf de start van de meting in 1901 was slechts vier keer eerder sprake van een sterkere daling. Het aandeel vakbondsleden dat de AOW-leeftijd heeft bereikt of ouder is nam toe. In het onderwijs zijn naar verhouding de meeste werknemers lid van een vakbond. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
Eind maart 2021 waren 1,5 miljoen mensen aangesloten bij een vakbond. Het ledental van vakbonden is sinds 1966 niet zo laag geweest. In vier eerdere jaren was er, vergeleken met twee jaar daarvoor, een sterkere daling van het aantal vakbondsleden te zien: in 1924 (daling met 122 duizend), 1984 (-141 duizend), 1985 (-105 duizend) en 2019 (-101 duizend).
Het aantal mannelijke vakbondsleden is in 2021 met 52 duizend (ruim 5 procent) afgenomen tot 931 duizend. Het aantal vrouwelijke vakbondsleden daalde naar 573 duizend (ruim 7 procent minder dan in 2019).
Vakbonden kinderopvang
Er zijn geen specifieke cijfers over het aantal vakbondsleden in de kinderopvang. Bij de gezondheids- en welzijnszorg (waaronder ook kinderopvang valt) zou een dekkingsgraad hebben van circa 21 %, oftewel 1 op de 5 medewerkers. Bij de kinderopvang zou dit percentage echter lager zijn, vermoedelijk rond de 15 %.
In de kinderopvang zijn voornamelijk de FNV en CNV actief. Sinds kort is daar nog LBV bij gekomen. In de kinderopvang is circa 90 % van de medewerkers een vrouw. Bij onderstaande overzichten zijn wij dus alleen uitgegaan van de vrouwelijke leden.
Vergrijzing
Bij het onderzoek van het CBS worden de leden ingedeeld in leeftijdscategorieën, namelijk tot 25 jaar, 25 tot 45 jaar, 45 jaar tot AOW- leeftijd en AOW-leeftijd en hoger. Er zijn namelijk ook gepensioneerden lid van de vakbond. Hieruit blijkt dat het aandeel leden wat de AOW-leeftijd heeft bereikt steeds verder toeneemt. In 2021 heeft van alle vakbonden 87,48 % nog niet de AOW-leeftijd bereikt (dus 12,52 % wel).
Bij de FNV (de grootste vakbond) van Nederland is dat maar 83,75 %, oftewel 16,25 % van de leden heeft al de AOW-leeftijd bereikt.
leden tot AOW leeftijd | |||
Totaal | FNV | CNV | |
2005 | 95,04% | 95,58% | 91,50% |
2006 | 94,97% | 95,39% | 91,40% |
2007 | 94,72% | 94,74% | 91,45% |
2008 | 94,28% | 94,30% | 91,02% |
2009 | 93,60% | 93,96% | 90,55% |
2010 | 93,41% | 93,40% | 90,92% |
2011 | 92,33% | 93,02% | 90,80% |
2012 | 91,61% | 92,07% | 90,51% |
2013 | 91,81% | 91,34% | 90,10% |
2014 | 91,21% | 90,66% | 89,86% |
2015 | 90,58% | 90,18% | 90,23% |
2016 | 89,96% | 89,18% | 89,53% |
2017 | 89,91% | 88,20% | 89,29% |
2019 | 90,50% | 89,11% | 89,33% |
2021 | 87,48% | 83,75% | 87,81% |
Aankomende vergrijzing
We mogen er wel vanuit gaan dat in de kinderopvang heel weinig medewerkers nog rondlopen die de AOW-leeftijd hebben bereikt. Zetten we de leeftijdsgroep “45 jaar tot AOW-leeftijd” af tegen het aantal leden wat nog werkzaam is, ontstaat volgend beeld.
Bij alle vakbonden is 63,6 % van de werkzame leden 45 jaar of ouder. Bij de FNV is dat fors hoger, namelijk 71,31 %. De CNV zit hier tussenin.
leden 45 jaar tot AOW leeftijd | |||
Totaal | FNV | CNV | |
2005 | 43,95% | 47,10% | 46,31% |
2006 | 46,25% | 50,29% | 46,81% |
2007 | 47,89% | 52,17% | 47,88% |
2008 | 48,66% | 52,56% | 50,11% |
2009 | 51,79% | 55,32% | 51,24% |
2010 | 53,53% | 57,14% | 51,74% |
2011 | 54,27% | 58,01% | 51,65% |
2012 | 55,33% | 59,11% | 52,23% |
2013 | 56,70% | 60,18% | 55,72% |
2014 | 57,10% | 60,79% | 55,64% |
2015 | 57,97% | 62,02% | 53,80% |
2016 | 58,86% | 63,73% | 55,01% |
2017 | 59,53% | 65,15% | 56,82% |
2019 | 61,64% | 66,45% | 64,66% |
2021 | 63,60% | 71,31% | 66,24% |
Daling ledenaantal
Wordt gekeken naar het verloop van het ledenaantal van de werkzame personen, dan is er een forse daling van het aantal leden. Met het jaar 2005 = 100 ging het aantal vakbondsleden van 100,6 in 2019 naar 90,2 in 2021, een daling van 10,34 %. Bij de FNV was de daling in vergelijkbare periode 19,4 % en bij de CNV “ slechts” 5,29 %. De daling bij de FNV was ook al eerder ingezet.
werkzame leden 2005 = 100 | |||
Totaal | FNV | CNV | |
2005 | 100,0 | 100,0 | 100,0 |
2006 | 100,0 | 99,3 | 99,9 |
2007 | 103,6 | 101,2 | 100,4 |
2008 | 105,5 | 102,9 | 100,9 |
2009 | 105,0 | 105,1 | 103,9 |
2010 | 105,4 | 106,2 | 106,4 |
2011 | 107,5 | 108,3 | 111,5 |
2012 | 106,7 | 107,3 | 113,1 |
2013 | 104,2 | 105,0 | 100,8 |
2014 | 104,2 | 106,1 | 102,1 |
2015 | 104,4 | 103,0 | 107,5 |
2016 | 104,6 | 100,9 | 106,2 |
2017 | 105,8 | 99,5 | 102,6 |
2019 | 100,6 | 96,9 | 92,7 |
2021 | 90,2 | 78,1 | 87,8 |
Ontwikkeling medewerkers kinderopvang
De ontwikkeling van het ledenaantal bij de vakbonden staat in schril contrast met het aantal medewerkers in de kinderopvang. Het aantal medewerkers in de Verzorging en Welzijn is tussen 2021 en 2005 met circa 25 % gestegen. Het aantal medewerkers wat volgens CBS is aangemerkt als “013 Leidsters kinderopvang en onderwijs” is in diezelfde periode gestegen met minimaal 35 %. Dit terwijl de vakbonden een daling hebben doorgemaakt van 9,8 % in het algemeen, 12,2 % bij de CNV en 21,8 % bij de FNV.
013 Leidsters kinderopvang en onderwijs 2005 = 100 | |
2005 | 100 |
2006 | 98 |
2007 | 115 |
2008 | 139 |
2009 | 147 |
2010 | 145 |
2011 | 135 |
2012 | 133 |
2013 | 118 |
2014 | 123 |
2015 | 129 |
2016 | 128 |
2017 | 119 |
2019 | 139 |
2021 | 135 |
Géén lid van vakbond
Van de werknemers die in 2020 geen lid waren van een vakbond, was voor 54 procent de belangrijkste reden daarvoor dat men er nooit serieus over had nagedacht. Verder was 12 procent van de niet-vakbondsleden van mening dat vakbonden geen invloed hebben op hun arbeidsvoorwaarden, vond 7 procent het lidmaatschap te duur, en was 7 procent van mening dat vakbonden niet goed opkomen voor hun belangen.
Wanneer wordt men lid van een vakbond?
De redenen verschillen nogal. Zo zijn er verschillen in organisatiegraad op basis van o.a. genoten opleiding, de regio waarin woont/werkt en het aantal contracturen.
Zo is de organisatiegraad hoger bij mensen met grote of fulltime contracten dan bij kleinere contracten (wat deels in de kinderopvang gebruikelijk is/was), Regionaal zijn er meer vakbondsleden in Groningen, Drenthe, Friesland en Zeeland dan in de rest van Nederland. (in de randstad is personeelstekort hoger dan in de genoemde provincies).
Met name de oudere beroepsbevolking (45+ en gepensioneerden) zijn lid van de vakbonden, de gemiddelde leeftijd van medewerkers in de kinderopvang is circa 37 jaar.
Ook het geslacht speelt een rol. Mannen worden iets eerder lid van een vakbond dan vrouwen en in de kinderopvang is nu eenmaal 90 % vrouw.
Mensen worden ook lid van de vakbond in tijden van onrust in de arbeidsomstandigheden. Zo is de aanspraak op een stakingsvergoeding afhankelijk van de lidmaatschap van een vakbond. Een vakbond kan dus gebaat zijn bij een staking voor aanwas van het ledenaantal.
Stakingen kinderopvang FNV
De afwijzing van het werkgeversvoorstel bij de cao onderhandelingen in de kinderopvang en de oproep tot acties was gebaseerd op circa 75 leden van de FNV, oftewel circa 0,07 % van medewerkers in de kinderopvang. Bij de landelijke staking zouden er 4.000 deelnemers zijn geweest. Dit is dan 3,64 % van de medewerkers in de branche. Een beperkt % bij een landelijke staking.
Dit aantal werd overigens echter al voordat de staking plaats vond door de FNV in het nieuws gebracht en door de media overgenomen. Dit aantal is niet door derden geconstateerd. Ook de door de FNV vrijgegeven foto’s tonen niet dit aantal aan. Vermoedelijk hebben dan ook circa 4.000 mensen interesse getoond in de staking of hun locatie aangemeld voor een staking.
Of de FNV extra leden heeft gekregen door de onrust in de kinderopvang is niet na te gaan. Het CBS heeft zich gebaseerd op de ledenaantallen van maart 2021, daarbij wordt er niet gespecifieerd per branche. Op sociale media is ook wel te zien dat de acties de FNV niet door alle leden wordt ondersteund en er ook opzeggingen plaats gevonden zouden hebben.
Toekomst vakbonden
De vakbonden vergrijzen sterk, ook lijkt de behoefte aan vakbonden minder te worden. Medewerkers zijn/lijken heden te dage mondiger te zijn in hun onderhandelingen met de werkgevers over hun arbeidscontracten en omstandigheden dan bijvoorbeeld in de jaren 80. Ook gezien de huidige personeelstekorten in bijna alle branches hebben medewerkers meer kansen en mogelijkheden om ergens anders aan de slag te gaan en is er minder angst dat er massale ontslagen vallen door een crisis.
Grote kans dat bij de volgende rapportage van het CBS in 2023 over de aantallen vakbondsleden zal blijken dat het ledenaantal nog verder gedaald is. En zal duidelijk worden of de vrije val bij de FNV nog steeds voortduurt.
Opmerkingen
- Bij bovenstaande statistische overzichten en berekeningen is steeds uitgegaan van vrouwelijke leden/werkzame medewerkers, dit aangezien 90% van de medewerkers in de kinderopvang vrouw is.
- De cijfers van 2021 zijn nog niet definitief vastgesteld door CBS.
- Indien cijfers 2021 nog niet beschikbaar zijn is gebruik gemaakt van de cijfers van het jaar 2020;
Bronnen