U treft hier de 1e Kwartaalrapportage kinderopvang 2020 aan.
1. Gebruik kinderopvangtoeslag #
Het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag is gestegen naar gemiddeld 847.000 in het eerste kwartaal van 2020. Dit is 29.000 kinderen meer dan in het eerste kwartaal van 2019. Dit betreft de cijfers van het eerste kwartaal van 2020, waarin de gevolgen van de coronacrisis waarschijnlijk nog niet merkbaar zijn. De impact van de coronacrisis zal naar verwachting pas bij de tweede kwartaalrapportage van dit jaar terug te zien zijn in de cijfers.
In tabel 1 is het aantal kinderen dat naar de opvang ging met kinderopvangtoeslag weergegeven. In het eerste kwartaal van dit jaar gingen er 409.000 kinderen naar de buitenschoolse opvang, 352.000 kinderen naar de dagopvang en 108.000 kinderen naar de gastouderopvang. De groei in een jaar tijd was het grootst bij de buitenschoolse opvang, met 22.000 kinderen. Het aantal kinderen dat naar de gastouderopvang ging, is in het eerste kwartaal met 5.000 gedaald ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Het gemiddelde aantal uren opvang per kind per maand is ook begin dit jaar weer verder gestegen. De stijging is met 2,9 uur het grootst bij de dagopvang. Daar gingen kinderen gemiddeld 83,2 uur naar de opvang.
Tabel 1: Gemiddelde aantallen met kinderopvangtoeslag 12
2016 | 2017 | 2018 | 1e kw 2019 | geheel 2019 | 1e kw. 2020 | |
Aantal kinderen (x 1000) | ||||||
Totaal3 | 674 | 726 | 784 | 818 | 827 | 847 |
Kinderdagcentra | 266 | 292 | 327 | 341 | 343 | 352 |
Buitenschoolse opvang | 308 | 335 | 366 | 387 | 395 | 409 |
Gastouderopvang 0- t/m 3-jarigen | 62 | 65 | 64 | 65 | 64 | 64 |
Gastouderopvang 4- tot 12-jarigen | 53 | 53 | 50 | 49 | 48 | 45 |
Uren per kind per maand | ||||||
Totaal | 56,9 | 57,4 | 58,1 | 58,6 | 59,2 | 60,0 |
Kinderdagcentra | 79,7 | 79,7 | 79,2 | 80,3 | 81,5 | 83,2 |
Buitenschoolse opvang | 35,7 | 36,4 | 37,1 | 37,3 | 37,7 | 38,2 |
Gastouderopvang 0- t/m 3-jarigen | 65,1 | 64,9 | 65,2 | 66,9 | 67,0 | 67,4 |
Gastouderopvang 4- tot 12-jarigen | 38,8 | 37,6 | 37,0 | 36,5 | 36,5 | 36,2 |
2. Netto arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen #
De netto arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen is weergegeven in tabellen 2 en 3. In het eerste kwartaal van 2020 ligt de netto arbeidsparticipatie van vrouwen in elke categorie hoger dan het niveau in het eerste kwartaal van 2019. Met name de arbeidsparticipatie van alleenstaande moeders is sterk gestegen, met 2,7%-punt ten opzichte van de zelfde periode vorig jaar. Vrouwen tussen de 25 en 35 kennen met 83,6% nog altijd de hoogste arbeidsparticipatie.
Tabel 2. Netto arbeidsparticipatie vrouwen en moeders met jonge kinderen (in %)
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | Kw. 1 | Kw. 1 | |
2019 | 2020 | |||||||
Vrouwen 15-75 | 59,6 | 60,3 | 60,9 | 61,9 | 63,2 | 64,4 | 63,8 | 64,7 |
Vrouwen 25-34 | 79,0 | 79,6 | 79,9 | 80,2 | 82,2 | 83,3 | 82,9 | 83,6 |
Vrouwen 35-44 | 76,7 | 77,0 | 77,6 | 78,4 | 79,8 | 80,7 | 80,9 | 81,4 |
Moeders (lid van ouderpaar) | 75,9 | 76,7 | 77,6 | 78,5 | 79,0 | 80,4 | 80,1 | 80,5 |
Alleenstaande moeders | 59,6 | 59,5 | 62,2 | 63,1 | 65,9 | 66,2 | 66,1 | 68,8 |
Moeders met jonge kinderen | 74,5 | 75,9 | 76,5 | 77,2 | 77,8 | 79,4 | 78,8 | 79,9 |
(0-11) |
De ontwikkeling van de netto arbeidsparticipatie ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar is minder eenduidig onder mannen. De totale netto arbeidsparticipatie onder mannen is licht gestegen met 0,4%-punt. Bij mannen tussen de 25 en 35 was dit met 0,6%-punt net iets hoger. De arbeidsparticipatie van mannen tussen de 35 en 45 daarentegen is gedaald met 1,7%-punt. De arbeidsparticipatie onder alleenstaande vaders is het hardst gestegen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, met 2,8%-punt. De netto arbeidsparticipatie van alleenstaande vaders kan sterk fluctueren omdat het een kleine groep betreft. De arbeidsparticipatie onder vaders met jonge kinderen is licht gedaald, maar blijft met 93,6% het hoogst van alle categorieën.
Tabel 3. Netto arbeidsparticipatie mannen en vaders met jonge kinderen (in %)
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | Kw. 1 | Kw. 1 | |
2019 | 2020 | |||||||
Mannen 15-75 | 70,1 | 70,4 | 70,8 | 71,5 | 72,5 | 73,2 | 72,8 | 73,2 |
Mannen 25-34 | 86,3 | 86,6 | 87,2 | 87,7 | 88,5 | 88,0 | 87,7 | 88,3 |
Mannen 35-44 | 88,3 | 89,1 | 89,4 | 89,8 | 90,3 | 90,9 | 91,2 | 89,5 |
Vaders (lid van ouderpaar) | 90,1 | 90,4 | 90,8 | 91,2 | 91,7 | 92,1 | 91,9 | 91,6 |
Alleenstaande vaders | 76,1 | 75,5 | 76,3 | 73,8 | 76,6 | 80,4 | 76,4 | 79,2 |
Vaders met jonge kinderen | 92,4 | 93,0 | 93,3 | 93,5 | 94,0 | 94,2 | 94,1 | 93,6 |
(0-11) |
In tabel 4 is de ontwikkeling in het aantal gewerkte uren per week van vrouwen en moeders met jonge kinderen opgenomen. Het gemiddelde aantal gewerkte uren van vrouwen is in het eerste kwartaal van 2020 licht toegenomen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Dit geldt ook voor moeders met jonge kinderen.
Tabel 4. Ontwikkeling in gewerkte uren van vrouwen en moeders met jonge kinderen (gemiddelde binnen de groep vrouwen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | Kw. 1 | Kw. 1 | |
2019 | 2020 | |||||||
Vrouwen 15-74 | 25,3 | 25,3 | 25,6 | 25,9 | 26,1 | 26,3 | 26,2 | 26,3 |
Moeders met jonge | 25,2 | 25,5 | 25,8 | 26,4 | 26,6 | 26,8 | 26,6 | 26,8 |
kinderen (0-11 jaar) |
3. De ontwikkeling van de gemiddelde uurprijs #
Tabel 5 illustreert de ontwikkeling van de tarieven in de kinderopvang. De tabel laat ook het verschil tussen de gemiddelde tarieven van de verschillende opvangsoorten en de maximum uurprijzen zien. De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgeven. Er zijn enkele kanttekeningen te plaatsen bij de duiding. Niet alle ouders geven tijdig een wijziging van het uurtarief door en het tarief dat ouders doorgeven sluit soms niet volledig aan bij het tarief dat een kinderopvangorganisatie vraagt, bijvoorbeeld doordat ouders een tarief dat boven het maximum uurtarief ligt, niet altijd doorgeven aan de Belastingdienst/Toeslagen. Het is dus onduidelijk in hoeverre de uurprijzen dus volledig aansluiten bij de uurprijs die een kinderopvangorganisatie vraagt.
De prijzen van alle opvangsoorten zijn gestegen in het eerste kwartaal van 2020. De toename ten opzichte van het gemiddelde tarief vorig jaar is het grootst bij de dagopvang. Daar ligt de gemiddelde prijs van € 8,19 per uur € 0,02 boven de maximum uurprijs waarover ouders een vergoeding kunnen krijgen. Dit is 0,3% boven de maximum uurprijs. In 2019 lag het gemiddelde tarief in 2019 0,8% onder de maximum uurprijs. De gemiddelde uurprijs van de buitenschoolse opvang oversteeg de maximum uurprijs met € 0,43. Het relatieve verschil is licht gedaald met 0,2%-punt, doordat de maximum uurprijs meer geïndexeerd is dan dat de prijzen in het eerste kwartaal zijn gestegen. Bij zowel de gastouderopvang voor 0 tot 4-jarigen en 4 tot 12-jarigen liggen de gemiddelde tarieven nog onder de maximum uurprijs, respectievelijk 1,0% en 0,8%.
Tabel 5: ontwikkeling gemiddelde uurprijs (in €)4
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
Kw. 1 | |||||
Gemiddelde uurprijzen voor maximering5 | |||||
Dagopvang | 6,98 | 7,19 | 7,45 | 7,95 | 8,19 |
Buitenschoolse opvang | 6,84 | 7,00 | 7,21 | 7,32 | 7,45 |
0- t/m 3-jarigen gastouderopvang | 5,69 | 5,84 | 5,98 | 6,08 | 6,21 |
4- tot 12-jarigen gastouderopvang | 5,67 | 5,84 | 6,00 | 6,11 | 6,22 |
Maximum uurprijzen | |||||
Dagopvang | 6,89 | 7,18 | 7,45 | 8,02 | 8,17 |
Buitenschoolse opvang | 6,42 | 6,69 | 6,95 | 6,89 | 7,02 |
0- t/m 3-jarigen gastouderopvang | 5,52 | 5,75 | 5,91 | 6,15 | 6,27 |
4- tot 12-jarigen gastouderopvang | 5,52 | 5,75 | 5,91 | 6,15 | 6,27 |
Relatief verschil gemiddelde t.o.v. maximum uurprijzen | |||||
Dagopvang | 1,3% | 0,1% | 0,0% | -0,8% | 0,3% |
Buitenschoolse opvang | 6,5% | 4,6% | 3,8% | 6,3% | 6,1% |
0- t/m 3-jarigen gastouderopvang | 3,1% | 1,5% | 1,2% | -1,1% | -1,0% |
4- tot 12-jarigen gastouderopvang | 2,7% | 1,6% | 1,6% | -0,7% | -0,8% |
4. Aanbod kinderopvang #
Tabel 6 toont het aantal locaties dat kinderopvang aanbiedt. De dalende trend bij het aantal gastoudervoorzieningen zet onverminderd door. In het eerste kwartaal is dit aantal afgenomen met 548 ten opzichte van het begin van het jaar. In de dagopvang is het aantal locaties stabiel. Het aantal schommelt rond de 9.000 locaties. In de buitenschoolse opvang is het aantal iets gegroeid, met 30 locaties in het eerste kwartaal.
Tabel 6: aantal kinderopvang- en gastouderlocaties
Jan. | Jan. | Jan. | Jan. | April | Juli | Okt. | Jan. | Apr. | |
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | 2019 | 2020 | 2020 | |
Dagopvang | 6.731 | 7.499 | 9.029 | 9.003 | 8.973 | 8.968 | 9.028 | 9.029 | 9.020 |
BSO | 6.418 | 6.648 | 6.894 | 7.152 | 7.193 | 7.245 | 7.398 | 7.384 | 7.414 |
Gastouders | 34.504 | 33.585 | 31.447 | 27.881 | 27.329 | 26.878 | 25.871 | 25.237 | 24.689 |
- De cijfers zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik. Voor 2016 en 2017 zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief; ook voor 2018 is het grootste deel van de beschikkingen definitief vastgesteld.
- Bij gemiddelde aantallen (zie tabel 1) wordt een kind dat bijvoorbeeld 1 dag in een jaar naar kinderopvang gaat en waarvoor de ouders recht hebben voor kinderopvangtoeslag voor 1/365 meegeteld.
- De som der delen is groter dan het totaal. Dit komt omdat een kind binnen een kalenderjaar van meer dan een type opvang gebruik kan maken (bijvoorbeeld gastouderopvang en kinderdagopvang). Voor het totaal aantal kinderen wordt zo’n kind één keer meegeteld.
- Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.
- Deze cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgeven.
Bron : Rijksoverheid